De opening van deze eerste expo werd gedaan door Hein Walter van Kunstenaars Flevoland. Hieronder zijn openingswoord bij de opening van de eerste expo in Saeckenborgh, waarbij leden van Kunstenaars Flevoland exposeren, met kunstwerken van o.a. Myriam, Folkje en André.
Van de geestdrift en de stilte…
Wij zijn kunstenaars, wij zijn goden, we maken schoonheid uit geestdrift en stilte, roerloos bewegend tussen vrijheid en vastheid, vurig ingetogen, we kunnen niet zonder het een, we kunnen niet zonder het ander, niet zonder de geestdrift en niet zonder de stilte, we werken dwars door het midden; we maken verbeelding uit niets, uit bochten en losgeslagen omweg, landschap met verf en kwasten, tronies en lijven met paletmes en vingers, we gebruiken computers en printers, we zetten alles naar onze hand, we nemen de wereld, want we zijn kunstenaars, we zijn goden, we maken werkelijkheid uit geestdrift en stilte.
We kunnen niet zonder de kant die we gingen, en al weten we soms de weg niet, al voelen we ons soms verloren, zijn we soms de kluts kwijt, nooit zullen we verdwalen, want dit is ons leven, de weg die we gingen is een kronkel, voor ons is de enige weg een weg die er eerst niet was, want we zijn goden, we zijn kunstenaars, creatoren, we maken nieuwe dingen waar ze eerst niet waren.
Een gedachte, een hartslag, zweet in de handen, de herinnering volgend die ons voorgaat, zoekend en vindend, een glimp, een vleug, zo werken we, bouwend, boetserend, boerend en brakend, we denken en denken niet, we doen maar wat en weten precies wat we doen, zo maken we kunst, zo voelen we kunst, want we zijn kunstenaars, we zijn goden.
Hier zijn onze kinderen, ons kroost, onze nalatenschap, kleuren en vormen, we gaven ze namen, we gaven ze titels en hup sturen ze vandaag de wereld in, we laten ze vrij om te ontdekken.
De een wordt beroemd, de ander komt in de goot, de een fluistert stilte, de ander schreeuwt van de muren, en wij, makers, vaders en moeders, trots soms, soms onzeker of ze er klaar voor waren, we zien wat ze doen, hoe ze staan in de ruimte, hoe ze barsten van energie, we zien bij de een de twijfel, we zien bij de ander de kracht van hun kunnen, het zijn onze werken, onze geboortes.
We kijken toe hoe ze de wereld verkennen, onze kunstwerken, en dan moeten we doorgaan, vandaag en morgen, want we zijn goden, we zijn kunstenaars, André en Folkje, Myriam, Michelle, we moeten creëren, dat is de drang in ons diepe, diep in de stilte van binnen, waar het borrelt en pruttelt, waar het opkomt en uit moet, we persen de kunst uit onze ogen, adem uit de longen, vol branie en overtuiging, we hangen wat we maken aan de muren, we lijsten het in, we zetten het op sokkels, glanzend, vreemd, herkenbaar, verontrustende, om te beminnen het oog van de koper, we hopen dat ze winnen het hart van iemand of van velen, dat ze gaan reizen door de tijd, dat mensen vertellen over dat magische beeld dat ze hier zagen, dat mooie, dat schone, dat ze in klap verliefd werden op een stukje rustig blauw, het spelende geel of het knallende rood, op het wit van de hemel, op schaduw en zonlicht, vormen en sferen die ze niet eerder zo zagen, dat ze in hun ziel werden geraakt op een manier die niet eerder niet hadden ervaren.
Vragende kinderen zijn het, onze werken, geef ze een hand, heet ze hier welkom, ze voelen zich thuis, ja, ze voelen zich hier thuis, kijk maar, dat zie je.